Slachthuizen.
Het woord slacht-huis is iets gek. Enerzijds zit je met “huis”. Meestal is een huis iets waar je veilig en geborgen bent. Een t-huis. Anderzijds heb je het slachten. Daar is – verdoofd of onverdoofd – niets vreedzaam aan. De keel wordt overgesneden, de kogel gaat door het hoofd, het beest is dood. Einde van het verhaal.
Een dier sterft omdat wij vlees op ons bord willen. Dat is nu eenmaal de realiteit. Een realiteit waar we wel de nodige eerbied moeten voor hebben. Een dier is een leven en een leven verdient respect. Veel respect.
Als je weet dat die industriële slachthuizen tienduizenden dieren per maand doden, dan weet je toch gewoon dat dit niet vredelievend kan gebeuren? Wie wil er bovendien ook werken in een slachthuis? Een rustig bureaujobke is het niet, want in zekere zin ben je een huurmoordenaar. Bovendien één die aan een moordend tempo moet werken. Een tempo dat opgelegd wordt, want de quota moeten gehaald worden. Let op, dat mishandelen valt hoe dan ook niet goed te praten. Dieren behandel je gewoon met respect. Of ze nu doodgaan of niet. Punt aan de lijn.
Alleen is het plaatje iets breder dan alle verontwaardigde reacties op sociale media doen uitschijnen. Alsof enkel de slachter de schuldige is…
Het is en blijft een industrieel slachthuis. En de industrie werkt volgens het motto: hoe lager de kosten en hoe meer volume er gedraaid wordt, hoe meer winst in het laadje.
Dat proces begint al bij de boeren. Varkens en kippen worden zo snel mogelijk grootgebracht met zo weinig mogelijk kosten met als doel: zoveel mogelijk winst. Alhoewel winst…Veel boeren houden amper het hoofd boven water, want voor het noeste arbeid krijgen ze amper een vergoeding. Het proces begint dus niet bij de boeren.
Het begint bij de supermarkt en dus eigenlijk wel bij ons, de consument. Zo lang wij ingaan op promoties van 2+1kg gehakt aan 3 euro, 5kg kipfilets voor 10 euro, woensdag kipdag met kippen aan 3 euro of biefstuk voor 4 euro, dan weet je dat je meehelpt aan die wantoestanden.
Het is ergens wel hypocriet eerst gehakt te gaan kopen aan dergelijke dumpingprijzen en vervolgens op Facebook verontwaardigd te gaan reageren op de video’s van slachthuizen.
Marketeers van niet nader te noemen supermarktketens wassen hun handen in onschuld. Hun winkels zetten de samenwerking met het slachthuis stop. Uiteraard kunnen zij er niets aan doen. Ze zijn ook maar werknemers en communiceren wat hen gevraagd wordt. Ook de minister schiet in actie. Sluiten, die handel én meer controles. Maar de subsidies voor die controles zijn de laatste jaren serieus verminderd. Minder geld betekent minder manschappen en dus minder controles.
Op de openbare omroep zien we binnenkort weer advertenties opduiken van vlees, lekker van bij ons. De slachthuisterreur wordt zo in de doofpot gestopt. Alweer. Lekker van bij ons klopt alleen als het echt van bij ons komt. Lokaal, kleinschaliger en meestal antibioticavrij.
Zelf dieren houden en laten slachten, daar heb ik al vaak aan gedacht. Zeker nu we de plek hebben. Daar steekt de politiek – onder druk? – dan weer een stokje voor. Meer dan drie varkens hebben – al hebben ze 2000 vierkante meter plek – en je bent een varkensboer en hebt dus vergunningen en accommodatie nodig. En dan heb ik het nog niet over de infrastructuur voor het slachten en bijhorende regelgeving. Bijna geen enkel slachthuis wil buitenluchtvarkens of varkens van bijvoorbeeld meer dan 100kg slachten. Daar zijn ze niet op voorzien of de kans op besmetting is te groot. Zo blijft van die goede wil om zelf dieren te houden weinig meer over.
Dat we minder vlees moeten eten is een feit. Dit is gewoon de realiteit. Wel, laat ons dan minder, maar beter vlees eten. Slager Dierendonck benadrukte het nogmaals in zijn interview op Radio 1 (zie ook de meer humane slachthuizen van Temple Grandin): vlees van kleinschalig en lokaal geteelde dieren. Dieren met meer vrijheid, zonder antibiotica en zonder mishandeling tijdens hun laatste levensuren.
Cru gesteld, maar het blijft niet enkel bij een broodnodige verandering binnen de vleesindustrie. Oceanen worden leeggevist (of volgepropt met plastiek), groenten worden genetisch gemanipuleerd of geïnjecteerd met allerlei chemische rommel, etc. De discussie over “waar we met ons huidig landbouw- en consumptiemodel naartoe willen” moet gevoerd worden. Zelf weet ik ook niet wat de ideale oplossing is, en/of die wel bestaat. Lokaal kopen, regelmatig voor een veggie gerecht gaan en anderen aansporen dit ook te doen, lijkt me al een goeie start. Als we dat allemaal doen, kunnen we al wat teweeg brengen. Ondertussen is het wachten tot de overheid ook iets grondig onderneemt.
Wat het ook wordt, gemakkelijk zal het niet zijn en akkoord, het vraagt meer moeite, maar uiteindelijk worden wij er alleen maar beter van.
bezorgde groeten
P.
PS: en neen, ik ben geen heilig boontje. Als ik ergens uitgenodigd ben, ga ik heus niet eerst vragen wat de oorsprong van hun vlees is. Ten huize mezelf kan ik echter wel stellen dat het varkensvlees lokaal aangekocht wordt en de kippen enkel biokippen zijn (al valt er natuurlijk ook weer iets te zeggen van het label bio, maar goed).
PPS: tips voor lokale rund- en kippenkwekers graag.