Al meer dan twee maanden is het geleden…mijn tocht door Cambodja. In feite zal het binnenkort drie maanden geleden zijn. Een eeuwigheid lijkt het wel, me dunkt. Een van de hoogtepunten van mijn reis was een bezoek aan een kleine stad Kampot. Ik bleef er vijf dagen. Vijf dagen in deze kleine stad, het was niet zonder reden. Het eerste lokale hoogtepunt was het bezoek aan een peperplantage. Daar heb ik het later over.
Nu zou ik graag het verhaal van mijn bezoek aan de lokale markt vertellen, het tweede Kampot hoogtepunt. Lokale markten in Azië, ik ben er verzot op. Misschien raakte ik er aan verslaafd. In elk dorp of stad bezocht ik de lokale markten. Ze zijn ruw, onaangetast en authentiek. Je vindt er ingrediënten, waarvan je het bestaan niet wist; fruit, dat je nog nooit zag; vlees, waarvan je de oorsprong niet wil weten. De lokale markten in Azië, I love them.
In Kampot huurde ik een scooter. Ik reed er mee naar de lokale markt en zocht me een weg doorheen de “kraampjes”. Het doel was simpel: eten zoeken om ’s avonds mee te koken. Ik speelde namelijk voor één avond de kok van het hostel. Heerlijk was het om me tussen de kraampjes een weg te banen, vervolgens een vis aan te duiden en die via gebarentaal (en met wat centjes) te kopen. Ik rook aan de specerijen, proefde de kruiden en zocht naar verse groenten. Thaise basilicum, koriander, bieslook, pepers, verschillende soorten vis, garnalen, citroengras, ajuinen, look, … het lijstje werd langer en langer. Ik was er trouwens de enige Europees uitziende “klant” op een overdekte markt, zo groot als een voetbalveld. Na meer dan een uur “shoppen” in de loden hitte, had ik aardig wat zakjes verzameld. De scooter werd opgestart en de terugweg werd aangevat. Het was tijd om te koken.
De keuken was donker, ik had geen warm water, de mieren kwamen te vaak langs en het materiaal was primitief. Dit was terug naar af, maar improviseren, daar hou ik wel van. Zolang Benny Bax niet opeens voor de deur stond, viel alles wel te fixen. De garnalen werden in een plastiek zak – bij gebrek aan beter – gemarineerd in een marinade van gember, limoen, chilipeper, zout, koriander en Thaise basilicum. De sardienen – of toch iets gelijkaardig – werden op een stokje gestopt en gekruid met peper en zout. Ik maakte verder een saté van aubergine, tomaat en komkommer. Daarnaast werd de binnenkant van stukken verse barracuda – ze leefden nog, toen ik ze aanwees – ingewreven met een kruidige pasta op basis van verse kruiden, chilipeper, gember, etc. Tenslotte vulde ik de binnenkant van een niet nader te omschrijven rode vis met tomaat, munt, koriander, gember en verse kruiden. Dit visje werd vakkundig toegenaaid en zo op de barbecue gegooid.
Twee uren lang heb ik met branderige handen gezeten. Dit was het resultaat van chilipepers snijden… amper twee kleintjes voor alle duidelijkheid. Pittige beestjes, me dunkt. Rond 21u werd de barbecue aangestoken. Goed, “de barbecue”, verwacht er u niet teveel van. Opnieuw was het goed dat Benny Bax zich niet in Kampot bevond. Improviseren was alweer de boodschap. De kolen werden gekocht bij een kraampje langs de weg. Een zaklamp op mijn hoofd gebonden bood (de) enige verlichting. Maar het was simpelweg de max. Echt vet cool wijs.
In de spreekwoordelijke middle of nowhere op een avond beslissen dat je gaat koken, de volgende ochtend even naar de markt gaan, onbekende dingen kopen, iets in elkaar flansen dat smakelijk lijkt, op een aftandse barbecue – de naam niet waardig – eten bakken om het uiteindelijk met zeven Fransen op te eten langs de oevers van een riviertje. Dit was, is en zal me altijd bijblijven. Het valt me echt moeilijk te omschrijven hoe ik het aanvoel, maar dit… dit is voor mij reizen.
Oh ja, en het was trouwens eigenlijk echt wel lekker.