7u15. Ergens ten noorden van Brussel. De zon is net op, maar het belooft een hete dag te worden. Ik parkeer mijn auto voor een landweg. Rechts van mij akkers, wat bos en huizen, links van me een helling met akkers en met in de verte het Atomium. De zon doet de bollen blinken. Voor me staat een bord met de boodschap: uitgezonderd aangelanden. Geen idee wat het betekent.
Mijn GPS zegt rechtdoor. Waze zegt rechtdoor. Google Maps zegt rechtdoor. Maar volgens Google ben ik geen aangelande. Mijn bestemming ligt een kilometer of drie verderop, maar ok neem geen risico op een boete en zoek een omweg. Een kwartier later arriveer ik bij een in de zon badende akker met boerderij. Het zicht is, eerlijk indrukwekkend. Op het geruis van de snelweg, Koekelberg en twee grote appartementsblokken na, verwijst niets naar het feit dat de hoofdstad misschien 10kilometer van hier ligt. Als je het mij vraagt, zijn er slechtere plaatsen om te boeren.
Groenteboer Danny is bezig met het afsnijden van munt en andere verse kruiden. Zijn kruiden zien er stukken beter uit dan die van mij, hier in Limburg. Hij neemt me dadelijk mee naar de serre, waar zijn zoon en vrouw bezig zijn met het verwijderen van de okselscheuten van de tomaten. Alle geluk kreeg ik vorig jaar een introductie in tuinieren door mijn schoonbompa en weet ik wat daarmee bedoeld wordt. Een van hun twee serres staat vol tomaten, augurken, komkommers, paprika’s en, jawel, meloenen. In hun andere serre staan eetbare bloemen, raapjes, warmoes, sla en nog verschillende soorten.
Danny leidt me verder rond. “En daar komen nog fruitbomen en daar kleinfruitstruiken en hier hebben we ook vollegrondwitloof…”, aldus Danny. Verschillende soorten munt, sla, wortelen, pompoenen, op het hoogtepunt van het seizoen hebben ze meer dan 120 soorten in de aanbieding. Vaak op vraag van de klant zelf.
Danny komt uit een boerenfamilie. De oorspronkelijke boerderij lag wat verderop. Nu huren ze een 20-tal hectare van het Brusselse OCMW. Gelegen op een zuidhelling maakt het tot zeer vruchtbare grond. In het begin hadden ze runderen en tot twee jaar geleden gingen ze dagelijks naar de veilig. Hun zoon werkte bij een supermarkt, maar werd ziek van het groenten bespuiten met gas (zo blijven ze langer “vers”.) Hij stopte en ging werken in de boerderij. Een vierde generatie was een feit.
Toen veranderde er veel. Geen runderen meer, enkel nog groenten. Slechts één keer per week naar de veilig met vooral sla, al de rest gaat naar buurderijen. Dit jaar verhogen ze het aantal tot 14 buurderijen: Gent, Leuven, Mechelen en zelfs Antwerpen. Daarnaast kun je ook rechtstreeks bij hen kopen. Bijna al hun producten zijn trouwens bio.
“we vragen dezelfde prijs als de plukverse producten in de supermarkt. Alleen is die van ons echt plukvers en die in de supermarkt al dagen oud.”
Elke morgen maken ze de bestellingen klaar. Lees: halen ze alles van het veld, wassen en sorteren het. Enkele uren later is het al bij de consument. Veel verser kan niet, of je moet het zelf telen. Danny apprecieert bovendien het rechtstreeks contact met de klanten. Dat is bijna uitsluitend positief.
“Soms heeft iemand een opmerking over een schuine wortel of eentje met wat plekjes, dan moeten ze niet bij mij zijn. Supermarkten genoeg.”
Ik vind het straf. Even overschakelen naar het buurderijsysteem is niet min. Ook Danny stond eerst niet te springen, maar wil nu helemaal niet meer terug naar vroeger. Chapeau en petje af over Danny, zijn vrouw en hun zoon.
Boer zijn wordt vaak beschouwd als een hondenstiel, Danny en zoon en vrouw maken er terecht een heldenstiel van.
Thuisgekomen heb ik me dadelijk lid gemaakt van de buurderij in Kessel-Lo. Kwestie van ook te kunnen genieten van al dat lekkers.
Van 26 mei tot 3 juni was het de Week van de Korte Keten. In opdracht van Boeren en Buren ging ik langs bij enkele interessante producenten. Volgende keer: de mannen van Herkenrode